Zaak met een luchtje

Bijgewerkt op 2021-11-03 om 22:10:36 door Assistent

Een kort verhaal door Max de Wijk

Het is een stille en koude winternacht op het dorpsplein van Nederschie. De meeste mensen liggen te slapen, maar wijkagent Brouwers heeft nog werk om te doen en een donut om op te eten. Meestal is het rustig in Nederschie, maar vannacht niet.

‘Wat een mooie avond’, mompelt Brouwers met zijn mond vol donut. ‘Saai stadje. Het enige levendige aan deze stad zijn de winkels rond het dorpsplein.’ Hij struint langs het fonteintje in het midden van het plein, dat omringd is door de vele kale platanen, die net zo oud zijn als het dorpje zelf. Brouwers is een goede agent, dus hij loopt langs de bosjes en door de bosjes. Daarna loopt hij nog een paar keer de straat op en neer.

Dan staat Brouwers stil… en pakt zijn walkietalkie. ‘Hallo? Dit is agent Brouwers. Verdachte verschijnselen in het dorpspark. Over.’ Brouwers duwt een van de bosjes opzij en een stank van worst en bloed komt hem tegemoet. Brouwers verheft zijn stem: ’Hallo! Dit is Brouwers. Over. Er is hier iets vreselijks gebeurd.’ Terwijl hij zijn best moet doen om niet over te geven van de geur, wacht hij op versterking.

Echt een zaak voor detective Max!

Detective Max de Wijk, verhaal - 'n Zaak met 'n luchtje
Detective Max onderzoekt ‘n zaak met ‘n luchtje

Mijn naam is Max de Wijk. Ik ben detective en heb een bijzondere gave: ik heb een superspeurneus. Ik kan geuren veel beter ruiken en onderscheiden dan de meeste mensen. Deze speciale kracht gebruik ik meestal om zaken op te lossen waarvoor ik ben ingehuurd. Gisteren zat ik rustig op mijn bank te lezen toen ik een telefoontje kreeg van de politie. Ze vroegen mij of ik naar het bureau kon komen voor een zaak. Ik kon dat natuurlijk niet afslaan, dus fietste ik vandaag in volle vaart naar het bureau.

Toen ik op het bureau arriveerde, werd ik opgewacht door een woedende agent Brouwers, een peinzende hoofdcommissaris Boksma en achter een geblindeerd raam een verbijsterde tuinman Cor.

‘Hij heeft het gedaan, ik zeg het je!’ brult Brouwers naar de hoofdcommissaris. ‘Hij heeft met zijn heggenschaar het slachtoffer in zijn rug gestoken!’ ‘Doe niet zo raar Brouwers’, roept Boksma terug. ‘Alleen dat hij toevallig in de tuin aan het werk was, betekent niet meteen dat hij het heeft gedaan.’ ‘Maar er was niemand anders in de omgeving, commissaris! En de wond in de rug van het slachtoffer bewijst het ook! Tijdens de woordenwisseling tussen Brouwers en Boksma zie ik Cor de tuinman in een hoekje op een stoel zitten te zweten.’

Wat is hier aan de hand?

‘Beste heren’, zeg ik om ertussen te komen. ‘Mag ik weten wat hier gaande is en waarom jullie mij hebben opgeroepen?’ ‘Deze man is een moordenaar!’ roept agent Brouwers met veel spuug, terwijl hij naar Cor wijst. ‘Hij heeft vannacht iemand vermoord. Vermoord, zeg ik je!’

‘Nou nou, dat is volgens jou de meest voor de hand liggende conclusie’, zegt de commissaris met een kalme stem, en hij vervolgt: ‘Vannacht was Brouwers op nachtwacht en vond een lijk achter de bosjes. De enige die verder nog in de buurt was, was Cor de tuinman.’ ‘Mag ik het slachtoffer zien?’ vraag ik voorzichtig. ‘Maar natuurlijk’, zegt Boksma, ‘u moet het lijk onderzoeken, detective.’

We gaan de kamer binnen waar het lijk ligt voor onderzoek. Het ligt op zijn buik, waardoor je de wond in zijn rug goed kunt zien. ‘Kijk! Dit is de plek waar Cor hem in zijn rug heeft gestoken!’ roept agent Brouwers. Ik kijk goed en zie inderdaad dat het een hevige steekwond is die gevormd zou kunnen zijn door een heggenschaar.

‘Waar is het moordwapen, als ik vragen mag?’ Boksma laat me de heggenschaar zien. ‘Waarom zit hier geen bloed op?’ Ik bekijk de heggenschaar, maar ik merk er niks speciaals aan op. ‘Volgens Brouwers heeft de verdachte het bloed eraf gewassen in het fonteintje nadat de moord was gepleegd.’ ‘En heeft hij dat ook gezien?’ ‘Dat lijkt mij van wel, maar nu u het zegt…’

De commissaris en ik draaien ons naar Brouwers. ‘Euh… nou… nee…’ Brouwers houdt zijn hoofd laag. Hier zit een luchtje aan, denk ik bij mezelf. Ik moet erachter zien te komen wat er nou werkelijk gebeurd is.

Tijd voor het onderzoek!

Als ik iets dichter bij het lijk ben gekomen, merk ik iets vreemds op: het stinkt naar worst! ‘Waarom stink het lijk zo naar worst?’ vraag ik. ‘Dat rook ik ook al toen ik hem vond’, zegt Brouwers. ‘Misschien had hij net een worst gekocht voordat hij werd vermoord?’ ‘Of hij werkt hij in een worstenfabriek’, oppert Boksma, terwijl hij een stapel papieren op de tafel smijt.

‘Dit is Hans Worst, eigenaar van Hans Worst Worsten en verdacht van het verkopen van afvalvlees als “premium” salamiworsten.’ ‘Ach ja, nu je het zegt!’ roept agent Brouwers. ‘Ik had laatst nog zo’n worst bij hem gekocht! Die man deugt echt niet.’ ‘Ruikt u daarom ook zo naar worst?’ vraag ik, ruikend in de lucht. ‘Tja, ik heb geen douche genomen sinds gister’, zegt Brouwers terug. Ik kijk Brouwers aan, hij kijkt snel weg. Ik meen ook nog een vage geur van bloed te ruiken.

‘Commissaris, is het mogelijk om even een kijkje te nemen in die winkel van Hans Worst?’ vraag ik. ‘Dat mag best. Ik ga graag met u mee, detective.’

Als we aangekomen zijn bij de winkel zien we dat de deur niet op slot is. Vreemd. Eenmaal binnen kijken we rond. Alles staat netjes op z’n plek en er is niets bijzonders om op te merken. ‘Geen aanwijzingen hier, helaas’, mompelt de commissaris. Dan merk ik de deur naar de kelder op. Die zit ook niet op slot. We gaan naar beneden. De stank is niet om uit te houden! Een mix van de stank van afvalvlees en bloed vult de ruimte.

In het midden van de kamer ligt een enorme plas bloed en een bloederig vleesmes. ‘Ik denk niet dat Cor het heeft gedaan, commissaris’, zeg ik, terwijl ik mijn neus dichtknijp. ‘Maar wie dan wel?’ vraagt de commissaris. ‘Iemand die van eten houdt, en licht ontvlambaar is’, zeg ik. ‘En iemand die waarschijnlijk nog ruikt naar worst en bloed van de moord die hij hier heeft begaan’, vult de commissaris aan.

De detective weet wie het gedaan heeft!

Eenmaal terug op het politiebureau, met het hele korps als toeschouwers, wordt agent Brouwers ondervraagd. Na een tijdje roept hij met een benauwde stem: ‘Ik beken! Ik kon gewoon niet aanzien hoe die man al die aardige burgers oplichtte! Ook ikzelf had een premiumworst van hem gekocht…’

Hij slikt een paar keer en zegt dan kordaat: ‘Toen bleek dat de worst gemaakt was van afvalvlees, werd ik heel kwaad. Ik kreeg ook nog eens hevige buikpijn en had bovendien mijn geld verspild! Ik moest iets doen, dus ik sloop ‘s nachts zijn vleeswinkel binnen toen hij even buiten een luchtje ging scheppen.

Toen hij terug was in zijn kelder stak ik hem neer. Ik wist dat ik gauw iemand anders verdacht moest laten lijken en de enige die nog buiten was, dat was Cor. Ik deed alsof ik er net pas achterkwam dat het lijk daar lag, terwijl ik het daar zelf had verstopt, en… arresteerde Cor voor de moord die ik zelf had gepleegd. Het spijt me zo! Ik zweer jullie dat ik als ik ooit uit de gevangenis kom, een beter mens zal zijn!’

Brouwers wordt weggebracht naar de gevangenis en Boksma bedankt mij voor mijn goede werk. Ik ga weer naar huis en voel me tevreden over deze goed opgeloste zaak. Met een kop kamillethee in mijn ene hand en een goede detective in mijn andere val ik later op de bank in een diepe, diepe slaap.

De volgende dag word ik wakker van het harde gerinkel van mijn telefoon.
‘Met Max de Wijk’, zeg ik tegen de verkeerde kant van de telefoon. Nog half in slaap houd ik hem ondersteboven. ‘Hallo! Met burgemeester Bouwman. We hebben uw hulp hard nodig!’
Tijd voor mijn volgende zaak…

Menu

home | Geert the Blobfish | gedichten | overzicht | validator

Plaats een reactie

1 × drie =